Kinderen en jongeren krijgen met het klimmen der jaren steeds minder begeleiding van hun ouders (en andere opvoeders). Dit geldt ook voor het lezen. De leesopvoeding verliest tussen 7- en 15-jarige leeftijd aan intensiteit. Voorlezen, praten over boeken, boekentips geven, boeken cadeau geven, samen naar de boekhandel of bibliotheek gaan: ouders doen het steeds minder vaak met hun kroost (Huysmans, 2013). Zowel basisscholieren (6-12 jaar) als 0- tot 5-jarigen krijgen meer aandacht in de leesopvoeding dan middelbare scholieren (13-18 jaar). 23% van de ouders met 13- tot 18-jarige kinderen doet geen enkele gezamenlijke leesactiviteit, terwijl dit aantal op jongere leeftijd nihil is (DUO Onderwijsonderzoek, 2017; KvB Boekwerk & GfK, 2017, meting 42).
Kinderen bepalen met het klimmen der jaren hoe langer hoe meer zelf welke boeken ze willen lezen. Ze krijgen met het ouder worden vaker hulp of advies van vrienden en vriendinnen bij het uitzoeken van een boek. Net als de ouders spelen opa’s en oma’s en docenten een steeds geringere rol. De bibliothecaris en boekhandelaar blijven tussen het zevende en vijftiende levensjaar ongeveer even vaak steun bieden bij de boekenkeuze (Huysmans, 2013).
Ruim de helft van de 12- tot 20-jarigen zegt overwegend vrienden te hebben die geen boeken lezen in de vrije tijd. Een kwart geeft aan dat de meeste vrienden wel boeken lezen in de vrije tijd. Binnen de lezende vriendengroepen komen gezamenlijke activiteiten rondom boeken beperkt voor. 48% zegt met enige regelmaat met elkaar te praten over boeken, 43% geeft tips over boeken aan elkaar, 27% gaat samen naar boekhandel of bibliotheek en 21% leest samen stil (Qrius, 2021).