Citeren? Stichting Lezen - Leesmonitor(2024). Leesopvoeding ligt hoofdzakelijk bij moeders. https://www.lezen.nl/onderzoek/leesopvoeding-ligt-hoofdzakelijk-bij-moeders/.
5 juni 2023

Moeders spelen in vrijwel alle aspecten van de leesopvoeding de eerste viool. Zij geven het meest prominent een voorbeeld, door vaker zelf te lezen in het bijzijn van hun kroost. Terwijl 37% van de moeders dit met grote regelmaat doet, geldt dit voor 26% van de vaders (Stichting Lezen, 2015). Hiernaast beschikken moeders over meer kennis van kinderboeken dan vaders (Van Steensel, 2023).

Vaders en moeders verschillen ook in de frequentie waarmee ze samen met hun kinderen leesactiviteiten ondernemen. Zo lezen moeders vaker voor aan hun kinderen in alle leeftijden. Daarnaast praten zij vaker met hun kinderen over boeken. Terwijl 61% van de moeders dit minstens een keer per week doet, geldt dit voor 53% van de vaders (Stichting Lezen, 2015). Vaders geven hun kinderen bovendien minder vaak boekentips, stimuleren minder vaak het lezen tijdens de vakanties, geven minder vaak boeken cadeau en bezoeken minder vaak gezamenlijk de boekhandel en de openbare bibliotheek (intern rapport Stichting Lezen, 2014).

Deze verschillen zijn minder verwonderlijk dan ze lijken. Een bekend spreekwoord luidt: ‘Jong geleerd is oud gedaan.’ Dit gaat ook op voor het lezen, maar voor veel vaders in omgekeerde zin: ‘Niet jong geleerd is niet oud gedaan.’ Vaders kregen in hun eigen jeugd namelijk minder leesbegeleiding dan moeders. Ze zijn minder vaak voorgelezen door hun ouders, er werd minder vaak in hun bijzijn gelezen en minder vaak met hen over boeken gepraat. Tevens gingen hun ouders minder vaak met hen naar de boekhandel en de bibliotheek om samen boeken uit te zoeken (Stichting Lezen, 2015).

Intergenerationele overdracht is niet de enige verklaring. Vaders hebben ook een minder positieve houding tegenover de leesopvoeding dan moeders. Ze beleven er minder plezier aan om hun kinderen (voor) te lezen, met hen te praten over boeken en samen met hen naar de bibliotheek en de boekhandel te gaan. Daarnaast onderschrijven vaders minder de waarde van het lezen van boeken voor de ontwikkeling van hun kind. Vaders rekenen lezen minder vaak dan moeders tot de belangrijkste opvoedingsactiviteiten (in een lijst met onder meer buiten spelen, met speelgoed spelen, televisie kijken, internetten en cultuurbezoek). Bovendien hebben vaders er minder vertrouwen in dat ze het leesgedrag van hun kinderen kunnen beïnvloeden, en vinden ze de leesopvoeding, in vergelijking met moeders, meer een taak van instanties zoals de school (Stichting Lezen, 2015).

Tot slot spelen opvattingen over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in de opvoeding een rol. Hoewel twee op de drie ouders de leesopvoeding als een gedeelde verantwoordelijkheid beschouwt, geeft een derde van de moeders en een vijfde van de vaders aan het hoofdzakelijk een taak van de moeder te vinden. De vaders die de leesopvoeding als het moederlijk domein beschouwen, besteden er ook minder aandacht aan. Ze lezen hun kinderen beiden minder vaak voor, praten minder vaak met hen over boeken en gaan minder vaak met hen naar de bibliotheek en de boekhandel (Stichting Lezen, 2015).

Doelgroep(en)