Samenstelling leeslijst
Vwo-leerlingen lezen in de bovenbouw gemiddeld 13 boeken voor het vak Nederlands (één meer dan de landelijke norm), havo-leerlingen 8 (evenveel als de landelijke norm) en vmbo-leerlingen 4 (voor hen is er geen landelijke norm) (DUO-Onderwijs, 2025). Leerlingen kiezen deze boeken vaak in overleg met de docent. 85% van de docenten Nederlands laat leerlingen zelf titels kiezen, en keurt deze titels vervolgens goed of af (DUO-Onderwijs, 2025). Deze manier van werken, waarbij docenten en leerlingen de leeslijst samen afstemmen, is al sinds het begin van de eeuwwisseling gangbaar (Van Lierop-Debrauwer & Bastiaansen-Harkst, 2005).
Er bestaan ook andere manieren om de leeslijst samen te stellen. Ongeveer een derde van de docenten geeft aan dat leerlingen kunnen kiezen uit een lijst met titels die de docent of sectie Nederlands heeft samengesteld. 27% van de docenten geeft aan dat leerlingen (deels) voorgeschreven titels moeten lezen. Volledig vrije keuze komt weinig voor: 8% van de docenten Nederlands geeft aan dat leerlingen zelf titels mogen kiezen zonder dat de docent of de sectie Nederlands deze goed- of afkeurt. Dit is met name het geval in de onderbouw (16%) en in mindere mate in de bovenbouw (3%) (DUO-Onderwijs, 2025). De verschillende manieren komen naast elkaar voor, waardoor er in de praktijk sprake is van een mix.
Regels rondom de boekkeuze
Docenten hanteren in de bovenbouw strengere eisen wat betreft de boeken die leerlingen mogen lezen voor school dan in de onderbouw. Ook gelden er strengere eisen voor havo- en vwo-leerlingen dan voor vmbo-leerlingen (DUO-Onderwijs, 2025).
Negen op de tien docenten Nederlands staat hun leerlingen in de onderbouw toe om vertaalde literatuur te lezen. Ook staan zij jeugdboeken en Young Adult boeken vrijwel altijd toe. Daarnaast hebben leerlingen in de onderbouw veel keuzevrijheid wat betreft de genres die ze lezen. Zodra leerlingen gaan lezen voor de ‘verplichte leeslijst’, stellen docenten echter strengere eisen aan ze. Dit is met name zichtbaar in havo en vwo (DUO-Onderwijs, 2025).
Vertalingen op de leeslijst
Havo- en vwo-leerlingen moeten voor hun eindexamen literatuur oorspronkelijk Nederlandstalig werk lezen. Negen op de tien docenten Nederlands staat hun leerlingen in de bovenbouw havo/vwo dan ook niet toe om vertaalde literatuur te lezen voor hun leeslijst.
Binnen het vmbo zijn er minder beperkingen. 76% van de docenten Nederlands staat vmbo-leerlingen in de bovenbouw toe om vertaalde literatuur te lezen (DUO-Onderwijs, 2025).
Jeugd- en Young Adult-literatuur op de leeslijst
Docenten staan bijna nooit toe dat havo/vwo-leerlingen jeugdliteratuur lezen voor de leeslijst. Maar 4% van de docenten Nederlands vindt dit goed. Voor Young Adult-boeken staan meer docenten open: vier op de tien. In het vmbo wordt het lezen van jeugd- en Young Adult-boeken vaker toegestaan, in respectievelijk 53% en 91% van de gevallen (DUO-Onderwijs, 2025).
Genres op de leeslijst
Docenten hanteren ook richtlijnen voor genres. Driekwart van de docenten staat het lezen van stripboeken/graphic novels niet toe voor de leeslijst, zowel niet in het vmbo, havo als vwo. Ook het lezen van non-fictieboeken mag regelmatig niet: van 58% van de vmbo-docenten en 68% van de havo/vwo-docenten.
Docenten staan thrillers en fantasyboeken in meerderheid wel toe: binnen het vmbo gaat het om respectievelijk 91% en 84% van de docenten Nederlands, en op de havo en het vwo gaat het om respectievelijk 55% en 48% (DUO-Onderwijs, 2025).
Toetsing
De meest voorkomende toetsvorm in het literatuuronderwijs is het mondeling examen. In het vmbo maken docenten daarnaast ook vaak gebruik van verwerkingsopdrachten of handelingsopdrachten. Op enige afstand volgen in zowel het vmbo als de havo en het vwo schriftelijke toetsen en presentaties door leerlingen (DUO-Onderwijs, 2025).
Tijd voor literatuuronderwijs
In de onderbouw van de havo en het vwo besteden docenten Nederlands 15% van de lestijd aan literatuur, in de bovenbouw loopt dat op tot 25% (Oberon, 2016). Docenten die lesgeven in de bovenbouw van het vwo geven aan zo’n 34% van hun lestijd aan literatuur te besteden. Wat hen betreft zou er nog meer tijd naar literatuur mogen uitgaan binnen het vak Nederlands. In hun ideale situatie zouden zij hier 44% van hun lestijd aan willen besteden (Delhey et al., 2025).