Citeren? Stichting Lezen - Leesmonitor(2025). Hoge maatschappelijke positie gaat gepaard met meer leesopvoeding. https://www.lezen.nl/onderzoek/hoge-maatschappelijke-positie-gaat-gepaard-met-meer-leesopvoeding/.
11 december 2025

Ouders met een hogere maatschappelijke positie – dat wil zeggen, met meer jaren opleiding en meer welvaart (SES) – besteden meer aandacht aan leesopvoeding dan ouders met een lagere maatschappelijke positie. In de eerste plaats geven zij hun kinderen vaker het goede voorbeeld. Zij lezen zelf vaker Nederlandstalige en vertaalde literatuur en detectives en romantische fictie – al is de kloof met ouders met een lagere sociaaleconomische positie in het laatste geval kleiner. Daarnaast besteden zij meer tijd aan de directe leesbegeleiding. Ze lezen hun kinderen vaker voor, discussiëren vaker met hen over boeken en bezoeken vaker samen de bibliotheek ​​(Notten, 2012Pfost & Heyne, 2023). Tot slot halen ze meer leesmaterialen in huis, waaronder prenten- en kinderboeken (Rodriguez, Tamis-LeMonda, Spellman, Pan, Raikes, Lugo-Gil & Luze, 2009; Heppt et al., 2022). Het gaat hierbij om gemiddelde verschillen: ook tussen gezinnen met dezelfde maatschappelijke positie bestaat er variatie in de kwaliteit van de ‘geletterde thuisomgeving’ (Van Steensel, 2006). 

Taalaanbod 

In gezinnen met een hogere maatschappelijke positie, krijgen kinderen gemiddeld meer alledaags taalgebruik te horen. Dit heeft vervolgens weer invloed op hun woordenschat. Deze kloof groeit naarmate kinderen ouder worden. Tussen 1,5- en 2-jarige leeftijd leren kinderen uit gezinnen met een hogere maatschappelijke positie 30% méér nieuwe woorden bij dan kinderen uit gezinnen met een lagere maatschappelijke positie (Fernald, Marchman & Weisleder, 2012). Dit heeft als gevolg dat kinderen uit gezinnen met een hoge maatschappelijke positie op 3-jarige leeftijd 1.100 woorden beheersen, terwijl kinderen uit gezinnen met een gemiddelde positie 750 woorden kennen en kinderen uit gezinnen met een lage positie 500 woorden (Hart & Risley, 1995).  

9- en 10-jarige kinderen van wie de ouders relatief veel jaren onderwijs hebben gevolgd, scoren beter op leesbegrip (Pfost & Heyne, 2023) Ook is de ontluikende geletterdheid en taalvaardigheid als kinderen naar school gaan hoger als hun ouders meer jaren opleiding hebben gevolgd (Manu et al., 2023). Daardoor dreigt een Matteüs-effect: de kinderen uit een rijke leesomgeving worden rijker, de kinderen uit een arme leesomgeving worden armer. 

Toch zijn ook bínnen gezinnen de verschillen omvangrijk. Zo varieert het aantal woorden dat ouders met een lage maatschappelijke positie dagelijks gebruiken tussen de 2.000 en 30.000. Maatschappelijke positie blijkt dan ook niet de voornaamste voorspeller van de taalontwikkeling van kinderen. Belangrijker zijn de gevarieerdheid én de kwaliteit van het taalaanbod. Het helpt met name als ouders rechtstreeks de interactie zoeken, bijvoorbeeld over gedeelde symbolen (‘Kijk, een hond!’, ‘Ja, dat is een bus!’) en rituelen (‘Wil je na de fles naar bed?’, ‘Papa gaat nu een verhaaltje vertellen.’). Converaties tussen ouders, in het bijzijn van de kinderen, hebben geen effect (Weisleder & Fernald, 2013). 

Andere gezinskenmerken 

De maatschappelijke positie van ouders is niet het enige gezinskenmerk dat de leesopvoeding beïnvloedt. Ouders die gescheiden zijn en/of veel kinderen hebben, kunnen over het algemeen minder tijd aan hun kinderen besteden. Zij komen daardoor niet alleen zelf minder toe aan het lezen van boeken, maar lezen ook minder vaak voor en praten minder vaak over boeken (Notten, 2013Notten & Cobussen, 2021). In samengestelde gezinnen zijn meer dan twee ouders betrokken bij de opvoeding van de kinderen. In dergelijke gezinnen staat de leesopvoeding relatief vaak in het teken van het ontwikkelen en verdiepen van zowel de bestaande als de nieuwe familiebanden (Notten & Cobussen, 2021). 

Doelgroep(en)