Illustratie: Lien Geeroms
icon home

Ken je klassiekers

Interview met Joke Brasser
Tekst Mirjam Noorduijn

Doe jonge mensen recht
Literatuurwetenschapper en docent Nederlands onderbouw Joke Brasser pleit voor structureel meer aandacht voor klassiekers, ongeacht het onderwijsniveau: ‘Door niet alle leerlingen standaard te laten kennismaken met teksten die een centrale rol in onze cultuur spelen, vergroot je de sociale afstand tussen lager- en hogeropgeleiden en ontneem je ze cultureel kapitaal. Dit beïnvloedt hun maatschappelijke positie.’

Als die teksten zo goed zijn, wil je toch dat iedereen ze leest?
Eigenlijk getuigt het van een heel elitaire houding om alleen bovenbouwleerlingen van havo en vwo kennis te laten maken met historische letterkunde en klassiekers uit het verleden, zoals nu het geval is. In films, in games, in onze taal, de beeldspraak, overal vind je verwijzingen naar klassieke verhalen. Neem de bij kinderen geliefde tricksterfiguur: van Robin Hood tot Anansi, altijd en overal duikt die weer op. Met Van den vos Reynaerde leer je ze dat list en bedrog van alle tijden zijn, en dat mensen dat bovendien altijd al graag bespotten. Dit soort archetypische figuren kun je overigens al veel eerder dan op de middelbare school introduceren. De schelmenstreken van Reinaert de Vos van Koos Meinderts, of de prentenboeken over Vos van Daan Remmerts de Vries – die zijn perfect om op de basisschool te behandelen. Net als sprookjes openen deze boeken tekstwerelden. Ze refereren aan motieven en brengen jonge lezers bij hoe verhaalpatronen werken: heel belangrijk voor de literaire competentie. Wie deelneemt aan onze moderne cultuur is
gebaat bij kennis van de traditie: “de literaire canon als een culturele grammatica”, om in de woorden te spreken van de Belgische vakdidacticus André Mottart, een van mijn inspiratiebronnen die ook pleit voor literaire socialisatie in het onderwijs.’

Maar is de literaire canon nog wel van deze tijd?
‘Niet als je de canon als een vaststaande verzameling primaire teksten beschouwt die alleen vanuit hun historische context kunnen worden begrepen. Dit is helaas wel hoe het onderwijs hem benadert – de uitzonderingen daargelaten. Precies daarom is het lezen van klassieke literatuur voorbehouden aan bovenbouwleerlingen van havo en vwo: onderbouwleerlingen, of vmbo-leerlingen zijn nog niet in staat een zorgvuldige contextuele reconstructie te maken, zo is de algemene gedachte Dat vind ik bizar. Als die teksten zo goed en belangrijk zijn, wil je toch dat iedereen daar kennis van neemt? Waarmee ik niet zeg dat je de historische context standaard moet weglaten. Natuurlijk draagt die bij aan begrip. Maar het is niet het enige toegangsbewijs tot een plezierige leeservaring. Door die starre houding ten aanzien van de canon is de historische letterkunde, als eis vanuit de overheid, tegenwoordig uit de kennisbasis van de vooropleidingen gehaald, en zijn boeken van voor 1880 geen vast onderdeel meer van het onderbouwcurriculum. Sterker nog, er hoeft niet eens meer onderscheid te worden gemaakt tussen literatuur en lectuur, tussen teksten die wat te bieden hebben en niks te bieden hebben, tussen titels van bijvoorbeeld Tonke Dragt, die echt een plek hebben in het netwerk van jeugd- en volwassenenliteratuur, en boeken als Het leven van een loser. Lezen voor de lol is het uitgangspunt en alles heet fictie, maar dat is een containerbegrip. De meeste leerlingen hebben helemaal niks aan die vrijblijvendheid: waar moet je beginnen zonder enige literaire bagage?’

Hoe breng jij je leerlingen die kennis dan bij?
‘Om te beginnen denk ik vanuit een dynamische canon, een canon die wordt gevormd door een web aan met elkaar verbonden teksten en interpretaties. Daarin volg ik de Italiaanse schrijver Italo Calvino. In zijn essay Why Read the Classics? refereert hij aan canonieke werken als teksten die we blijven herlezen. Dat impliceert dat de betekenis van een klassieker, zoals Mariken van Nieumeghen, niet vastligt in zijn middeleeuwse context, maar dat die voortdurend verandert naar gelang de context en het referentiekader van de lezer. Als je een klassieker leest, vergeet je het achtergrondgeruis van je eigen tijd, zegt Calvino. Tegelijkertijd zijn die klassiekers altijd al aanwezig in dat achtergrondgeruis: wie ze leest voelt onbewust aan dat deze teksten in een bepaalde traditie staan. Laat leerlingen vanuit Calvino’s motto “to read the classics is better than not to read the classics” daarom vooral toch historische literatuur lezen, op hun eigen manier. Dit doet niet alleen recht aan de geschiedenis van het lezen, maar vooral aan jonge mensen die uiteindelijk naar school gaan om voorbij hun horizon te leren kijken.
Niet dat ik mijn klassen overspoel met canonieke werken. Natuurlijk ligt de nadruk op de huidige jeugdliteratuur, maar je kunt leerlingen wel laten zien welke contexten daaromheen staan en welke klassiekers er allemaal in doorklinken. Zoek naar samenhang tussen historische en eigentijdse teksten. Lampje van Annet Schaap is bijvoorbeeld een echoput waarin allerlei klassiekers weergalmen, van Andersens Kleine zeemeermin en De geheime tuin van Frances Hodgson Burnett tot Jane Eyre van Charlotte Brontë. In Winterijs vertelt Peter van Gestel heel ongemerkt over Joost van den Vondel. En op eenzelfde terloopse manier introduceert Tonke Dragt Paul van Ostaijen in Torenhoog en mijlen breed.’

Die oorspronkelijke bronteksten moeten ook gelezen worden?
‘Historische letterkunde kun je op diverse manieren overdragen: via goede hertalingen, via op zichzelf staande hervertellingen en ja, ook via bronteksten. Eigenlijk heb je ze alle drie nodig. Zo heb ik mijn klassen met Mariken van Nieumeghen laten kennismaken middels een animatie, waarna we gesproken hebben over wat een klassieker is en ik ze een fragment van het origineel heb laten vertalen met een online woordenboek. Niet om ze een perfecte vertaling te laten maken, maar om ze een andere wereld en de taal van toen te laten ervaren, zonder direct alle hindernissen te willen wegnemen. Die vertalingen hebben ze vervolgens aan elkaar voorgelezen, afgewisseld met een creatieve hertaling van Willem Wilmink, geïnspireerd door het didactische bovenbouwmodel “literatuurhistorisch redeneren” van Erwin Mantingh en Sander Bax. Bij Paul van Ostaijen heb ik weer voor een andere aanpak gekozen. Samen met de klas was ik Torenhoog en mijlen breed van Dragt aan het lezen, haar toekomstverhaal over planeetonderzoeker Edu Jansen die tegen de regels in midden in de wouden van Venus landt. Na het wat trage begin was iedereen behoorlijk gepakt, tot we bij “Polonaise” kwamen, Van Ostaijens gedicht waarnaar Edu luistert via een oorknop die hem is uitgeleend door de bibliothecarisrobot. De leerlingen snapten het gewoon niet, ondanks dat Edu het gedicht al associërend vrij interpreteert. Toen dacht ik, ik vraag Van Ostaijen-kenner en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde
Geert Buelens om een gastles te verzorgen. Hij heeft dat gedaan en het gedicht regel voor regel met ze besproken. Het woord “polonaise”, hoe de beginregels “Ik zag Cecila komen/ op een zomernacht” naar een kinderliedje verwijzen; de avant-gardebeweging waartoe Ostaijen behoorde; en Van Ostaijens korte eenzame leven – het is allemaal ter sprake gekomen. De les daarna heb ik gevraagd waarom Van Ostaijens gedicht nou in Torenhoog en mijlen breed zit. Daar kwamen zeer verrassende antwoorden op. Leerlingen blijken hele mooie verbanden te kunnen leggen; daar zijn ze echt toe in staat, zolang je ze maar de ruimte geeft om dat vanuit hun eigen inzicht en referentiekader te doen.’

Op haar blog klassiekersindeklas.nl verwijst Joke Brasser naar bruikbare bronnen en verzamelt ze lesmateriaal voor onderbouwdocenten. Zelf maakte ze met grafisch ontwerpers Gerda en Bart Lenstra en podcastmaker Allard Amelink naar aanleiding van Geert Buelens’ gastles een animatie (ondersteund door de Taalunie) over de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen (1896-1928) wiens 125ste geboortedag dit jaar wordt herdacht. Hierin wordt Van Ostaijen geïntroduceerd door een personage van Tonke Dragt: Robot Bob uit het korte verhaal ‘De robot van de rommelmarkt’ (1967) en de toekomstroman Torenhoog en mijlen breed (1969); hij dateert nog uit de tijd dat mensen konden lezen en schrijven en declameert het ene gedicht na het andere.

Klassiekers bij uitgeverijen
Regelmatig verschijnen er hervertellingen/hertalingen van klassieke werken. Zo startte uitgeefdirecteur van Blossom Books Myrthe Spiteri in 2018 de serie Wereldklassiekers. Directeur-uitgever Ralf Beekveldt van Uitgeverij Eenvoudig Communiceren brengt al vijfentwintig jaar klassiekers op de markt. Spiteri: ‘Binnen de (jeugd)literatuur en popcultuur wordt nog vaak gerefereerd aan of gebruikgemaakt van klassieke teksten; of het nu een hypermoderne versie van Romeo & Julia is of dat er personages uit klassiekers voorkomen in nieuwe verhalen. Het viel mij op dat veel jongeren deze niet meer kennen, en een speurtochtje op scholieren.com leerde mij dat als ze wel gelezen
worden, er weinig plezier aan wordt beleefd. Omdat ik het belangrijk vindt dat jongeren verwijzingen naar klassiekers kunnen snappen en er ook nog plezier aan kunnen beleven, besloten we om de serie Wereldklassiekers op te zetten. Dit zijn vertalingen en bewerkingen van bijvoorbeeld Shakespeares Romeo & Julia (door Tiny Fisscher) en Mary Shelleys Frankenstein (door Maria Postema). We merken dat door deze nieuwe vorm jongeren verhalen lezen die ze anders nooit opgepakt zouden hebben.’ Beekveldt: ‘Klassiekers vormen onze literaire geschiedenis en daarmee onze gezamenlijke culturele achtergrond. Het zijn boeken die eigenlijk iedereen zou moeten kennen. Dus ook onze doelgroep, mensen die om welke reden dan ook een opstapje nodig hebben om tot lezen te komen. Ik vind het onjuist dat we jongeren alleen nog maar belevingswereld-literatuur aanbieden. Met klassiekers willen we hun vensters openen.
De klassiekers die we in vereenvoudigde vorm uitgeven zijn meestal de titels die tot de bekende literaire canon behoren, denk voor Nederlands aan Karel ende Elegast, of Eline Vere van Couperus uit onze reeks Literatuur voor beginners. Maar in ons programma zitten ook klassiekers uit de grote talen, het Engels, Frans en Duits. Het zijn de boeken die zelfs ongeletterde mensen soms toch nog van naam kennen, al is het omdat ze bijvoorbeeld verfilmd zijn. Tijdens het vereenvoudigen proberen we zoveel mogelijk de brontekst te volgen, maar als het nodig is wijken we af. Literair werk is per definitie gecompliceerd, zelfs als het ogenschijnlijk makkelijk weg leest. We proberen die moeilijkheid in eenvoud te vangen, niet alleen door de tekst, maar door ook de structuur van het verhaal zo nodig aan te passen.’
blossombooks.nl
eenvoudigcommuniceren.nl

Dit artikel verscheen in Lezen 3, 2021