1 september 2017

Dit rapport geeft een beeld van het leesklimaat thuis en van de potentie van leesbevorderingsinterventies in gezinnen met jonge kinderen (0-12 jaar) waar een stimulerende leesopvoeding niet vanzelfsprekend is.

Specifiek wordt gekeken naar gezinnen waarvan de ouder(s) weinig opleiding heeft (hebben), niet of nauwelijks participeren op de arbeidsmarkt, laagtaalvaardig zijn en/of laaggeletterd zijn in de Nederlandse taal.

De aanleiding van dit rapport is een verbreding van de doelstelling van het leesbevorderingsbeleid binnen het programma Kunst van Lezen1, dat in de periode 2016-2018 deel uitmaakt van het actieprogramma ‘Tel mee met taal’. Het actieprogramma Tel mee met Taal (2016-2018), een gezamenlijk initiatief van de ministeries van OCW, VWS en SZW, is gericht op het terugdringen van laaggeletterdheid.

Tot 2016 richtte Kunst van Lezen zich onder meer via de programma’s BoekStart (0-4 jaar) en de Bibliotheek op school (4-12 jaar) op het verhogen van de taal- en leesprestaties van alle kinderen door het verrijken van het leesklimaat thuis, op school en in de kinderopvang. In het kader van Tel mee met Taal is er een focus bij gekomen: het gericht bereiken van ‘laagtaalvaardige gezinnen’

Het eerste deel van dit rapport geeft een toelichting op het belang van leesstimulering thuis en schetst een beeld van het huidige leesklimaat, met name in gezinnen waar lezen niet vanzelfsprekend is. In aansluiting hierop volgt een samenvatting van bevindingen uit drie relevante onderzoeken die Stichting Lezen heeft geïnitieerd om meer informatie te vergaren over laaggeletterde ouders en hun leesopvoeding (deel 2), het succes van binnen- en buitenlandse interventies ter verhoging van family literacy (deel 3) en het programma-aanbod in Nederland gericht op leesbevordering voor laagopgeleide/laaggeletterde ouders (deel 4).