icon home

Interview

Rik van de Westelaken over lezen

‘Lezen is mijn manier van ontspannen. Voor het slapengaan lees ik, of als ik een middag vrij ben: dan ga ik met een boek op de bank zitten om me even helemaal in een andere wereld terug te trekken, als tegenwicht tegen alle droge journalistieke stukken die ik voor mijn werk lees. Zelfs tijdens de opnames van Wie is de Mol probeer ik als we een rustige werkdag hebben om enkele uurtjes lezend op mijn bed door te brengen – je moet af en toe je hersencellen stop kunnen zetten. Vaak met thrillers. Tijdens de laatste opnames heb ik Fiftyfifty gelezen, een rechtbankthriller van de Ierse advocaat Steve Cavanagh. De lichtheid en spanning van dit type verhalen is op dat soort momenten fijn: je leest ze tussen neus en lippen door. Maar ik ben ook fan van het werk van Stephen King. Hij is een enorm goede verteller die je op een natuurlijke manier naar het einde toe weet te trekken, een meester in het genre.’

Je leest thrillers, je was kandidaat in Wie is de Mol en bent nu de presentator – je houdt ervan mysteries te ontrafelen? 

‘Het valt niet te ontkennen dat ik een liefhebber van whodunits ben. Toen ik negen was ontdekte ik Het mysterie van de Spaanse kist van Agatha Christie. Nu ik mijn neefje van tien zie, denk ik, misschien was ik nog een beetje jong. Maar het boek stond bij mijn ouders in de kast; ik voelde mij aangetrokken door de cover waarop een doodshoofdje stond, en heb het ’s nachts met rode oortjes uitgelezen. Of mijn moeder dit wist, weet ik niet, dat moet ik haar nog eens vragen. Wat ik wel weet: mijn ouders deden er echt alles aan om ons – ik heb een jongere broer en zus – aan het lezen te krijgen. We werden voorgelezen, meegenomen naar de bibliotheek, en voor zover ik mij kan herinneren mochten we uit de boekenkasten die thuis stonden, lezen wat we wilden lezen. Vóór Agatha Christie hield ik trouwens ook al van spannende verhalen met raadsels. Zo heb ik Belledonne kamer 16 van Anke de Vries verslonden, over een jongen die na zijn opa’s overlijden een geheimzinnig notitieboekje van hem vindt, in zijn oorlogsverleden duikt en vervolgens een misdaad ontrafelt.’

Een boek moet spannend zijn om het goed te vinden? 

‘Ik denk het, ja. Er moet iets zijn wat zo interessant en prikkelend is dat ik wil doorlezen. Taal speelt daarbij nadrukkelijk een rol. Veel thrillers zijn slecht geschreven. Ik heb dat gemerkt toen ik in 2012 juryvoorzitter van De Gouden Strop was: de hoeveelheid bagger die ik voorbij heb zien komen, was verbijsterend. De vraag wat literatuur is, is natuurlijk moeilijk te beantwoorden, maar een goede schrijver moet voor mij in een paar pennenstreken zijn personages en het verhaal geloofwaardig kunnen neerzetten. Het is ook niet Agatha Christie die van mij een lezer heeft gemaakt, maar Guus Kuijer. Op mijn zesde werden mijn keelamandelen eruit gehaald. Ik had het eerste boek van Madelief gekregen om de tijd te doden en het raakte me direct. Voor het eerst las ik over een kind zoals ik, in het hier en nu, met dezelfde ervaringen. Ondanks de alledaagsheid waren de verhalen toch spannend, door de karakters, de humor, de taal.’

Een beslissend boek?

Madelief markeert voor mij het begin van het lezen. Maar wat ik als een echte openbaring ervoer, was The World According to Garp van John Irving. Mijn docent Engels kwam ermee aanzetten, in het kader van lezen voor de lijst. Ik was een jaar of veertien, niet de meest gemotiveerde leerling en las tot dan toe eigenlijk vooral jeugdboeken en verplichte Nederlandse literatuur zoals Karakter van Bordewijk. Niet heel boeiend allemaal. Maar Irving opende een andere wereld voor mij. Zo herkenbaar alledaags als Madelief was, zo voorspelbaar als Agatha Christie, zo uniek vond ik Garp: de rijkheid van het verhaal, al die excentrieke figuren, het gegeven dat de hoofdpersoon verwekt is met behulp van een soldaat die tijdens de Tweede Wereldoorlog een hersenbeschadiging heeft opgelopen, Garps doorgeslagen feministische moeder, de manier waarop er openlijk over seks en prostitutie wordt gesproken – zoiets had ik nog nooit gelezen.’   

Je leest liever Engelstalige dan Nederlandstalige literatuur?

‘Dat kan ik niet zeggen. In mijn boekenkasten staat van alles. Wel vind je er meer romans dan non-fictie. Bij boeken als Homo Sapiens van Harari, of Rutger Bregmans De meeste mensen deugen ben ik snel afgeleid: dat ligt te dicht bij mijn journalistieke werk. Maar prachtig bijvoorbeeld vond ik Sprakeloos van Tom Lanoye. Niet door het onderwerp – er is al vaker geschreven over een moeder die ziek wordt en doodgaat – maar door de virtuoze taal en karakterschetsen. Zijn Vlaamse woorden geven het verhaal een zwier die haaks staat op het puntige schrijven wat ik als journalist doe. Ik ben trouwens sowieso een liefhebber van Lanoye. Ik raakte in zijn werk geïnteresseerd toen ik hem – zo’n twintig jaar geleden – in Antwerpen interviewde vanwege zijn stadsdichterschap. Kort daarna las ik Kartonnen dozen over de ontdekking van zijn homo-zijn – mooi vond ik dat en heel herkenbaar.

‘Maar behalve Lanoye houd ik ook van schrijvers als Peter Buwalda en Pieter Waterdrinker. Ook zij laten hun zinnen van het papier afdansen. En wat echt een aangename verrassing was: De afwezigen van Lieke Kézér, dat heb ik toevallig leren kennen omdat ik het als luisterboek heb ingesproken. Het verhaal over de muzikale zwerftocht van een verweesde jongen aan de onderkant van de samenleving in Amerika komt zo dichtbij dat ik het zo had geloofd als Kézér Amerikaans was geweest.’

Een gevarieerde boekenkeuze – zit er een rode draad in?

‘Ik houd enorm van reizen, van het verkennen van nieuwe werelden. Dat is ook waarom ik lees: ik wil iets nieuws ontdekken. Misschien voel ik me daarom niet altijd direct aangetrokken tot boeken van Nederlandse schrijvers: die gaan vaak over hun eigen wereld, en die ken ik meestal al. Het is niet toevallig dat ik dat boek van Kézér over de Verenigde Staten noemde, of Pieter Waterdrinker die in Rusland woont en vaak schrijft over het leven daar. Zij brengen je vanuit je woonkamer naar onbekende plaatsen; ze laten je kennismaken met totaal andere levens. Daar heb ik behoefte aan, zeker in deze tijden, met de lockdown en vorig jaar de avondklok. Dan voelt lezen bijna als een alternatief voor reizen.’

Rik van de Westelaken (Vlaardingen, 1971) studeerde communicatiewetenschap in Amsterdam en is sindsdien journalist. Zeventien jaar lang was hij als verslaggever en presentator een van de bekende gezichten van het NOS Journaal. Tegenwoordig is hij presentator van EenVandaag, alsook van het populaire tv-spelprogramma Wie is de Mol?, waarin bekende Nederlanders middels opdrachten in het buitenland op zoek gaan naar wie de saboteur onder hen is.

  • 1995-1999 Verslaggever, presentator en eindredacteur bij AT5
  • 1999-2016 Verslaggever en presentator NOS Journaal
  • 2015 Deelnemer en winnaar van het vijftiende seizoen van Wie is de Mol?
  • 2016-2018 Presentator van diverse programma’s (Net5)
  • 2018-heden Presentator Televizier-Gala en Pride Amsterdam
  • 2018-heden Presentator EenVandaag (AvroTros)
  • 2019-heden Presentator Wie is de Mol? (AvroTros)