‘Dat ben ik,’ dacht Eliane Segers (43) toen ze het functieprofiel van de nieuwe hoogleraar Lezen en Digitale Media las. ‘Het onderzoek dat ik doe bij het Behavioural Science Institute aan de Radboud Universiteit en dat zich grotendeels afspeelt in het primair onderwijs, draait om het optimaliseren van lezen en leren lezen, ondersteund door multimedia,’ licht Segers toe. ‘Dat sluit precies aan bij de wens van Stichting Lezen om de implicaties van digitale middelen op het leesgedrag en de taalontwikkeling van de jeugd in kaart te brengen, zodat lezen effectief kan worden bevorderd.’
Netwerkteksten
Lezen is in dit geval ‘het leren lezen om te leren’. Zaken als leesplezier, leesmotivatie en literaire competenties behoren niet direct tot Segers’ onderzoeksgebied. Dat is in eerste instantie het terrein waar Roel van Steensel zich op begeeft. Segers: ‘Ik wil vooral verder met mijn onderzoek naar de effecten van het lezen van hyper- en netwerkteksten. Laatstgenoemde zijn complexe teksten met hyperlinks die niet alleen tekstinhoudelijk gerelateerd zijn, maar die je alle kanten van het internet kunnen opsturen. Die vorm van digitaal lezen is vergeleken bij lineair lezen – met een duidelijk begin en einde – behoorlijk ingewikkeld. Je moet besluiten op welke links je klikt. Vervolgens wat je wel en niet wilt lezen. En ondertussen moet je zorgen dat je niet verdwaalt op het net en de draad van je oorspronkelijke verhaal kwijtraakt. Door die complexiteit zal mijn onderzoek zich logischerwijs uitbreiden van het basisonderwijs naar het middelbaar onderwijs. Natuurlijk zal ik daarin ook de samenwerking met Roel (van Steensel) zoeken.’
Onderzoek loopt achter
Opmerkelijk is dat het onderzoek naar de effecten van multimediale leermiddelen achterloopt bij het gebruik daarvan binnen het onderwijs. De meeste scholen hebben inmiddels digitale schoolborden. En er is geen kind dat zijn spreekbeurt zonder de hulp van internet maakt. ‘Maar,’ zegt Segers, ‘wat de voor- en nadelen daarvan zijn, weten we nog niet. Kinderen krijgen op school leesstrategieën aangereikt en ze leren begrijpend lezen, maar niet hoe ze internetteksten moeten lezen.’
Segers vervolgt: ‘De nieuwe leerstoel is verbonden aan de vakgroep instructietechnologie van de Universiteit Twente (ut). Die richt zich op kennisontwikkeling en kennisverwerving en instructieve ondersteuning. De link vanuit ut – een technische universiteit – met mijn Nijmeegse onderzoeksveld en mijn achtergrond in de cognitiewetenschap is interessant en nodigt uit tot onderzoek met oorspronkelijke invalshoeken.’
Stapje voor stapje
Door de instelling van de nieuwe leerstoel kan Segers haar ideaal qua wetenschappelijk onderzoek realiseren. ‘Ik zit in mijn droom,’ aldus Segers. ‘Ik kan nu de hele breedte bestrijken, onderzoeken hoe alle kinderen in die digitale wereld met dat lezen omgaan. Van dyslectische kinderen, migrantenkinderen en kinderen uit laagopgeleide gezinnen, tot hoogbegaafde kinderen en jongeren.’ Segers beseft dat je niet na vijf jaar de waarheid op tafel hebt liggen. ‘Degelijk onderzoek heeft nu eenmaal zijn tijd nodig,’ zegt ze. ‘Bovendien ontwikkelt de technologie zich snel waardoor ons onderzoek voortdurend verandert. Zowel qua opzet als inhoudelijk. Maar elk studie die we doen is een stapje verder in de kennisontwikkeling van het digitale lezen waarmee het hele onderwijs uiteindelijk zijn voordeel kan doen.’
Dit artikel verscheen eerder in Lezen 2, 2016