icon home

Eerst was Aafje de Roest (1993) gewoon hiphopfan. Maar tijdens haar studie Nederlands in Utrecht raakte ze er ook vanuit wetenschappelijke invalshoek in geïnteresseerd. Toen in 2015 het rapalbum New Wave uitkwam met nummers als ‘Drank & Drugs’ van Ronnie Flex, en de populariteit van hiphop onder jongeren explodeerde, wist ze: hier wil ik wat mee. Nu doet ze in Leiden een promotieonderzoek naar Nederlandse hiphop en de invloed daarvan op jongeren.

‘Rapteksten zijn uitermate geschikt om met een literaire bril te bekijken. Ik zie rappers als de dichters van hun generatie en zo benader ik hun teksten ook. Ze schrijven en vertellen in hun eigen taal over wat zij in hun dagelijkse levens meemaken: doorleefde ervaringen worden vertaald naar tracks met fictieve elementen. Ik denk wel dat je kunt stellen dat hiphop poëzie op muziek is. Er zijn in ieder geval genoeg overeenkomsten: woordspel, metaforiek en rijm. Maar ook het belang dat nadrukkelijk wordt gehecht aan de vorm, en het gebruik van nieuwe woorden ligt dicht bij poëzie. Dit biedt mogelijkheden om jongeren bij literatuur te betrekken. Het klopt ja, dat de ene raptekst zich daartoe beter leent dan de andere: net als in de traditionele literatuur zijn er binnen de hiphop allerlei genres. Oorspronkelijk ontwikkelde de hiphopcultuur zich in de jaren zeventig in New York, in de South Bronx, waar sociaaleconomisch benadeelde Afro-Amerikaanse en Latinojongeren op straat over hun leven rapten en zich afzetten tegen de gevestigde orde. Maar behalve “straatrap” bestaat er ook gewoon commerciële hiphop die ruimte biedt aan liefdesliedjes. En “conscious rap”, bedoeld om bewustwording bij de luisteraar te creëren – denk aan de track “Geen Wedstrijd” die Akwasi en Bizzey naar aanleiding van de Black Lives Matter-protesten schreven. Nederlandse rappers proberen deels de gangsterness van de Amerikaanse hiphop te kopiëren. Ook in hun teksten draait het vaak om begrippen als realness en represent – het uiting geven aan je lokale identiteit – en street cred, dat verwijst naar je reputatie op straat. Tegelijkertijd ontdekte ik toen ik aan mijn masterscriptie werkte, dat ze een sterke lokale draai aan hun tracks geven, of duidelijk verwijzen naar de Nederlandse maatschappij en cultuurhistorie, die met een koloniaal- en migratieverleden zeer specifiek is.’

Erken het underground-imago
Woke zijn – je bewust zijn van de sociaalmaatschappelijke ongelijkheid – is momenteel erg belangrijk voor jongeren. Dus als je toegang wilt tot hun belevingswereld, dan is hiphop daarvoor zeer geschikt. “Het vertaalt mijn leven naar tekst,” zeggen ze tegen mij als ik vraag waarom hiphop ze zo aanspreekt, “Ik herken mezelf erin.” Daarnaast vinden ze het protestkarakter aantrekkelijk. Inderdaad maakt dat het niet makkelijk om hiphop in het onderwijs te integreren; de vraag hoe uitnodigend het genre nog is wanneer het mainstream wordt, is zeker relevant. Toch denk ik dat het kan, hip-hop based education.
Allereerst, maak van de vraag of je hiphop moet willen institutionaliseren een discussiepunt dat je opneemt in het onderwijscurriculum. Zo leer je jongeren niet alleen na te denken over hiphopcultuur, maar ook over wat de waarde van het onderwijs is, van de literatuur en van de bibliotheek. Belangrijk daarbij is dat je als docent of bibliothecaris respect toont voor het underground-imago. De straat- en jongerentaal van hiphop is tenslotte alleen voor de ingroup. De outgroup – ouders, docenten, jongeren uit een andere stad – horen die taal juist niet te begrijpen. Bepaal dus niet van bovenaf hoe jij als leraar hiphop wil behandelen, maar organiseer de lessen bottomup. Denk vanuit de community: wie zijn de belangrijke spelers, welke lokale hiphopartiesten kan je bij de les betrekken, en doe een beroep op de leerlingen zelf, zij zijn tenslotte de echte experts. Vraag ze welke tracks onmisbaar zijn, of laat ze om beurten een les geven. Dit geeft ze zelfvertrouwen en ze leren ervan. Misschien ben ik erg optimistisch, maar er zijn zoveel mogelijkheden om op een creatieve manier met literatuuronderwijs om te gaan. Er gebeurt zoveel binnen de jeugdcultuur waarbij je kunt aanhaken: Instapoëzie, muurgedichten, online leesclubs…’

Alle cultuur is waardevol
‘Ja, dit vraagt tijd. En die hebben docenten vaak niet. Maar je hoeft hiphop niet per se als zelfstandig literair genre te behandelen. Je kan het evengoed gebruiken om een brug naar de literatuur te slaan. Zo kan je de positie van dichters en schrijvers met die van rappers vergelijken. Of laat jongeren rapteksten en gedichten of romans naast elkaar lezen en zoeken naar de raakvlakken en verschillen. Het ligt voor de hand om ze dit vanuit de inhoud, de thematiek te laten doen. Maar overeenkomsten in stijl of vorm zijn zeker ook interessant; dat wordt vaak over het hoofd gezien. Lucebert was bijvoorbeeld zo’n dichter die volop met vorm experimenteerde. Hij was voorman van de Vijftigers, een groepje excentrieke dichters, en als schilder betrokken bij de Cobragroep; een historische vergelijking met hiphop-kunstenaarscollectief SMIB uit de Bijlmer is heel plausibel. Een ander goed voorbeeld vind ik een koppeling tussen het boek Klont van Maxim Februari en de songs van Ares, zowel vanuit tekstueel als inhoudelijk perspectief. Beiden zijn kritisch over de techwereld, het geloof in data en de gevolgen daarvan voor onze privacy; sommige leerlingen maken zich daar echt druk om. Denk niet dat jongeren, omdat ze naar hiphop luisteren, alleen maar korte teksten willen lezen. Zolang je maar met boeken aankomt die bij hun leefwereld passen. Zoals Het gym van Karin Amatmoekrim, over een gymnasiumleerling van kleur, of titels van Mano Bouzamour. Niet dat de traditionele canon niet belangrijk is, maar ik begrijp dat veel jongeren zich niet meer herkennen in die oude, witte mannenliteratuur. Je moet geen hiërarchie aanbrengen in cultuurproducten die allemaal op hun eigen manier van waarde zijn. Verschillende cultuuruitingen kunnen elkaar juist aanvullen: Amerikaans onderzoek toont aan dat hip-hop based education niet alleen meer lezers oplevert en de taalvaardigheid verbetert, maar – en dat is het belangrijkste – vooral tot meer vertrouwdheid met de literatuur in het algemeen leidt.’