VAN FAMILIE MOET JE HET HEBBEN
Voor het Boekenweekgeschenk schreef Esther Gerritsen een psychologisch portret van een familie. ‘Ik begin hoog op een schaal van ellendigheid, stop iedereen in een kooi en kijk wat er dan gebeurt.’
Hoe kwam je op het idee voor Broer?
‘Ik wist dat het zou gaan over familieverbanden. Dat ze vaak sterker blijken dan je zelf dacht. Met je familie moet het altijd goed gaan, die moet er ook altijd gewoon zijn – zodra er ineens iets mee aan de hand is denk je, ho wacht, dát was niet de bedoeling! Soms komt er dan pas iets los.
Mijn vader was vorig jaar ziek. Er dreigde iets mis te gaan bij de chemotherapie, hij zou misschien zijn been verliezen. Het was niet eens míjn been maar ik schrok daar enorm van, dat was zo groot. Ik wist al min of meer welk verhaal ik wilde schrijven, maar toen had ik ook de beginsituatie voor Broer. Daarin komt de beenamputatie van haar boer Marcus bij hoofdpersonage Olivia veel meer binnen dan ze zelf verwachtte. Bij mijn vader liep het trouwens goed af hoor, anders had ik dat gegeven niet gebruikt.’
Je werk is sterk psychologisch gedreven. Hoe wordt iets bij jou een verhaal?
‘Je kan worstelen met van alles in je hoofd, psychologisch kan er veel aan schorten, maar voor een verhaal wordt het pas interessant als het een conflict oplevert met de buitenwereld. Olivia’s zelfkennis laat nogal te wensen over, wat op zich geen verhaal is. Maar als ze wordt overvallen door emoties, moet ze daar ineens iets mee. Verdriet, boosheid, opwinding – meestal zie je die wel aankomen. De zeldzame momenten dat je denkt, waarom grijpt dit me zo aan, die zijn interessant. Om het te peperen wilde ik een contrast, twee uitersten – Olivia lijkt kil, moet alles onder controle hebben, en Marcus verheerlijkt zijn emoties. Allebei extremen, en allebei eigenlijk onzin.’
Verras je jezelf graag tijdens het schrijven?
‘Zodra ik de hoofdpersonen ken, hun problemen, de setting, begin ik te schrijven, stop iedereen bij elkaar in een kooi en kijk wat er gebeurt. Voor mij is dat ook steeds nieuw. In de loop der tijd ben ik wel baldadiger geworden. Alsof je bij het koken denkt, eens kijken wat er gebeurt als ik er een hele pot sambal ingooi. Wat met koken moeilijker is op te lossen dan met schrijven – ik kan het altijd weer minder maken.’
Wist je hoe Broer zou eindigen?
‘Nee, dat weet ik nooit. Vaak begin ik hoog op een schaal van ellendigheid, dat gaat bij mij vanzelf. Daarbinnen moet ik zelf om heel veel dingen lachen. Als ik schrijf vergeet ik de wereld, ben ik veel minder schaamtevol. Dan ben ik technisch bezig, heb afstand. Dat is het leuke natuurlijk, al die dingen waar je in het leven onder gebukt gaat, daar ben je dan ineens de baas over. Ik vergeet soms bijna dat het effect kan hebben, wat ik schrijf. Maar als ik erbij stilsta dat mijn jonge nichtjes, mijn dochter van zeven, straks mijn boeken willen lezen – o jongens, doe het niet!
Vaak wil ik wel dat iets hoopvol afloopt, maar dat lukt niet altijd. We staan elke dag op, dus blijkbaar willen we leven, en ik kan heel goed opschrijven waarom mensen zich ellendig voelen, waarom het niet goed gaat. Over geloofwaardige goedheid en optimisme schrijven is veel moeilijker. Broer eindigt wel hoopvol, daar was ik heel blij mee.’
In Broer krijgt Olivia, financieel directeur van een familiebedrijf, een telefoontje van haar broer Marcus. Zijn been dreigt te worden afgezet. Marcus en Olivia zien elkaar zelden, maar de amputatie raakt Olivia alsof het haar eigen been is dat ze verliest. Ze laat alles uit handen vallen in een poging haar broer te redden. Maar het is de vraag of hij degene is die redding nodig heeft…
Esther Gerritsen (Nijmegen, 1972) debuteerde in 2000 met de verhalenbundel Bevoorrecht bewustzijn, schreef theaterteksten en zes romans, waarvan Superduif, Dorst en Roxy werden genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. In 2014 ontving Gerritsen de driejaarlijkse Frans Kellendonkprijs. Ze schrijft columns in de vpro Gids en samen met Tommy Wieringa is ze het gezicht van de Nederlandse Boekenbon.
Auteur: Eva Gerrits