Het was een lang gekoesterde wens: een eigen boek voor de lerarenopleiding Nederlands. Eind september ging die wens in vervulling met de presentatie van Jeugdliteratuur en didactiek. Handboek voor vo en mbo in de bibliotheek van het Letterenfonds. ‘Het was heel hard nodig dat dit boek er kwam,’ vindt eindredacteur Iris Kamp.
In de bibliotheekzaal van het Letterenfonds aan de Nieuwe Prinsengracht in Amsterdam staat op deze vrijdagmiddag een feestelijke taart klaar. De zaal is gevuld met een gemêleerd gezelschap. De auteurs van het boek zijn aanwezig, maar ook beleidsmakers, bibliothecarissen, jeugdboekenschrijvers en studenten hebben zich verzameld voor de presentatie van Jeugdliteratuur en didactiek. Handboek voor vo en mbo. Peter van Duijvenboden heet alle aanwezigen een hartelijk welkom. ‘We hebben een geschiedenis met deze club,’ vertelt Van Duijvenboden. ‘In 2015 begonnen we met een verkennende bijeenkomst in Utrecht. Tijdens dit gesprek kwamen we erachter dat er veel aan jeugdliteratuur wordt gedaan tijdens de lerarenopleiding, maar dat de aanpak overal verschillend is. Toen wij de vraag stelden: wat zouden jullie als opleidingen graag willen, werd unaniem geopperd: we zouden toch gewoon zelf een handboek kunnen maken?’
Steun en coaching
Dat boek, bedoeld voor studenten aan de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands, is vandaag eindelijk verschenen. ‘Ik had niet durven dromen dat het zo mooi zou worden,’ citeert Van Duijvenboden een van de coauteurs. De totstandkoming ervan was een ingewikkeld proces, memoreert Van Duijvenbode. Er waren aanhakers en afvallers, er kwam stevige feedback van collega’s uit het land, waardoor in het voorjaar nog een flinke herziening nodig was. Maar uiteindelijk is het boek door een team van drie eindredacteuren en zeven coauteurs tot een goed einde gebracht. Zijn speciale dank gaat uit naar uitgeverij Coutinho, die in het project is blijven geloven, en naar literatuurdidacticus Cor Geljon en jeugdliteratuurwetenschapper Helma van Lierop-Debrauwer voor hun steun en coaching tijdens het proces. ‘Het waren strenge ouders, dat heeft het boek goed gedaan,’ zegt Van Duijvenboden. ‘We begonnen samen, maar als echte ouders hebben ze ons, toen we zover waren, ook weer losgelaten.’
Taaljaar 2019
Gerlien van Dalen, directeur-bestuurder van Stichting Lezen, is trots dat het tot zo’n mooie uitgave is gekomen. Ze schetst in haar speech hoe het Taaljaar 2019 van start ging met negatieve berichten: een alarmerend artikel in de Volkskrant over leerlingen in het voortgezet onderwijs die geen plezier meer beleven aan het vak Nederlands; de bekendmaking in februari dat dat de bacheloropleiding Nederlands van de VU na honderd jaar zou stoppen, omdat die wegens te weinig studenten te weinig rendabel was. ‘Zorgelijke berichten, die de kern raken van het Nederlands. Van de essentie waarmee wij ons met elkaar verbonden voelen, het voertuig waarmee wij met elkaar communiceren,’ vindt Van Dalen. Gelukkig is er tijdens het taaljaar veel gebeurd. Er is hard gewerkt aan Curriculum.nu, het onderwijsprogramma voor de toekomst, waarin veel aandacht is voor betekenisvolle lessen Nederlands, rijke teksten, leesplezier en de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen.
Later, in juni, kwam de Raad van Cultuur het rapport ‘Lees! Een oproep tot een leesoffensief’, gericht aan de overheid om leesbevordering langdurig te ondersteunen en te faciliteren. Stichting Lezen constateert met genoegen dat er vanuit het onderwijs een toenemende belangstelling is voor lezen en leesontwikkeling. De website Lezen in het VMBO is een succes, en er is bijzondere belangstelling voor de Bibliotheek op school vanuit het MBO. En nu ligt daar het gloednieuwe handboek Jeugdliteratuur en didactiek voor aanstaande leraren Nederlands, dat tot stand is gekomen vanuit de opleidingen zelf en waaraan zo noest en contentieus is gewerkt.
Leescyclus
Na een toespraak van Nynke Coutinho, de uitgeefster, spelen de tien auteurs onder leiding van Aalt Prins het ingewikkelde proces waar het schrijversteam doorheen is gegaan nog eens na. Ze ontrollen lange stroken papier en vinden, na veel geduw en getrek, uiteindelijk het wiel uit. Daarop staan de vier kernwoorden ‘inspireren – kiezen-lezen-verdiepen’. Deze vier begrippen vormen samen de kern van de didactiek, de ‘Leescyclus’ waarmee leerlingen hun literaire competentie ontwikkelen. Daarna is het tijd voor overhandiging van de eerste exemplaren aan studenten van verschillende lerarenopleidingen. ‘We hopen dat er mooie lessen zullen ontstaan over lezen en boeken,’ besluit Peter van Duijvenboden.
Breed publiek
Tijdens de borrel vertelt Iris Kamp hoe blij ze is dat het boek er is gekomen. ‘Wij liepen er in de vakgroep tegenaan dat we werkten met losse artikelen in een elektronische leeromgeving, waar studenten zelf betekenis aan moesten geven. Het was heel hard nodig dat er een boek kwam. Toen er een oproep van Stichting Lezen verscheen voor de hogescholen van Nederland met de vraag: wie heeft interesse in het ontwikkelen van een boek, reageerde ik positief.
Ik had heel veel interesse.’ Kamp vertelt hoe tijdens het schrijfproces de doelgroep van het boek steeds breder werd. ‘In de allereerste plaats is het bedoeld voor studenten aan de lerarenopleiding Nederlands. Maar terwijl we met elkaar in gesprek raakten, realiseerden we ons dat we een veel breder publiek konden bedienen, door ons ook te richten op docenten in het vo en mbo. Dat worden onze studenten in de toekomst, ten slotte. We hopen dat ook zij geïnspireerd raken.’
Jeugdliteratuur en didactiek. Handboek voor vo en mbo, eindredactie Iris Kamp, Janneke de Jong-Slagman en Peter van Duivenboden. Uitgeverij Coutinho, € 34,95
Aan het boek werkten mee: Iris Kamp en Yvette Jansen (Hogeschool Arnhem en Nijmegen), Janneke de Jong-Slagman (Driestar Hogeschool Gouda), Frits Criens en Susan Beckers (Fontys Lerarenopleiding Nederlands, Sittard), Bart Bijl (Hogeschool Rotterdam), Margriet Smits (Fontys Lerarenopleiding Tilbrug) en Marijke Potters en Aalt Prins (Hogeschool Amsterdam).