icon home
8 mei 2013

Wat vergroot de kans dat leeservaringen van kinderen positief uitpakken? Dat is afhankelijk van verschillende factoren. Stichting Lezen onderscheidt in haar beleidsplan 2013-2016, op basis van wetenschappelijke inzichten, acht succesfactoren voor leesbevordering en literatuureducatie. Vier ervan hebben betrekking op de leesomgeving, drie op werkvormen waarbinnen gelezen wordt en een op didactische aanpak. De succesfactoren dragen bij aan het opdoen van positieve leeservaringen, waardoor een positieve lees attitude ontstaat, en vervolgens ook het leesgedrag en de leesvaardigheid worden gestimuleerd.

De mediatheek van het Sint-Joriscollege te eindhoven won in 2012 de Prijs voor de Beste Leesomgeving (foto: Maarten van Dinther).

Acht succesfactoren voor leesbevordering

1. Boekenaanbod
2. Ondersteunende rol van de professional (pedagogisch medewerker, bibliothecaris, docent)
3. Stimulerende rol ouders en vrienden
4. Tijd en aandacht om te lezen: een rustige plek en een rustig moment
5. Voorlezen
6. Vrij lezen
7. Praten over boeken
8. Differentiatie

Boekenaanbod

De leesvaardigheid gaat omhoog als kinderen een divers aanbod aan leesmateriaal tot hun beschikking hebben. De aanwezigheid van boeken, thuis, op school en in de bibliotheek, leidt tot kennis van boeken en geeft kinderen de mogelijkheden te lezen. Van belang is dat de boeken aansluiten bij de levensfase en het leesniveau van kinderen.

Ondersteunende rol van professionals, ouders en vrienden

Het belang van boeken in huis onderstreept de stimulerende rol van de ouders. Het gezin is het startpunt van de lees- en literaire ontwikkeling van kinderen. Ouders die veel lezen, voorlezen, thuis praten over boeken en veel boeken in huis hebben, dragen het leesplezier over op hun kinderen. Die lezen daardoor op latere leeftijd zelf meer, zijn leesvaardiger en schoppen het verder in het onderwijs. De geschiedenis herhaalt zich. Ouders hebben een grotere invloed op de leessocialisatie dan vrienden en docenten. Ouders die het lezen bevorderen, maken de kans dat een kind een boekenliefhebber wordt, vijf keer zo groot als ouders die het lezen niet bevorderen.

Het onderwijs richt zich van oudsher primair op de leesvaardigheid en de literaire competentie. Maar het bijbrengen daarvan kan prima samengaan met het stimuleren van positieve leeservaringen. Door maatwerk te leveren in een meer leerlinggerichte vorm van onderwijs bijvoorbeeld met behulp van het model van Witte, een gevalideerd model met zes niveaus van literaire competentie waaraan boektitels zijn gekoppeld. Als leerlingen boeken lezen die aansluiten op hun niveau, kunnen ze vandaar steeds een treetje hoger zetten op de literairecompetentieladder. Daardoor doen ze positievere leeservaringen op dan wanneer ze boeken moeten lezen die niet op hun niveau zijn toegespitst.

Het soort literatuuronderwijs dat is genoten, heeft ook een positief effect op de leesfrequentie als leerlingen volwassen zijn. Middelbare scholieren in een leerlinggerichte literatuurklas lezen op latere leeftijd meer literaire boeken dan hun generatiegenoten in een canongerichte literatuurklas. Aandacht voor het leesplezier en de leeservaring pakt dus goed uit voor het leesgedrag op latere leeftijd. Naast ouders, vrienden en vriendinnen en docenten, spelen ook bibliothecarissen en boekverkopers een belangrijke rol in de leessocialisatie. Uiteraard door kinderen te voorzien van een kwalitatief hoogstaand boekenaanbod, een aanbod dat zij van schrijver naar lezer brengen.

Tijd en aandacht om te lezen

Een rustige plaats en een rustig tijdstip, zonder externe afleidingen, zijn belangrijke voorwaarden om te kunnen lezen. In de praktijk lijken lezers zich daarvan maar al te bewust. De favoriete plek voor Nederlanders om boeken te lezen is thuis, in bed of op de bank. Het favoriete moment ligt in de avonduren, als er wordt uitgerust van een drukke (werk)dag.

Voorlezen

De leessocialisatie begint met voorlezen. Positieve ervaringen met voorlezen stimuleren het (voor)leesplezier en het leesgedrag. Maar ze geven ook een stevige impuls aan de leesvaardigheid. Baby’s, peuters en kleuters (0-6 jaar) die worden voorgelezen, groeien in vergelijking met leeftijdsgenootjes die niet worden voorgelezen uit tot betere lezers. Dit effect duurt voort gedurende de basisschool en zelfs tot in de verdere schoolloopbaan Voorlezen heeft invloed op verschillende onderdelen van de taal- en leesvaardigheid. Kinderen leren een boek vast te houden, letters te herkennen en dat het geschreven woord het gesproken woord weergeeft. Ook helpt voorlezen bij het ontwikkelen van fonologisch bewustzijn, mondelinge vaardigheden, woordenschatgroei en verhaalbegrip.

Behalve op de leesvaardigheid, heeft voorlezen ook een positief effect op de literaire competentie en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. De opbouw van de literaire competentie begint op het moment dat kinderen worden voorgelezen. Als er tijdens het voorlezen aandacht is voor het verhaal en de manier van vertellen, krijgen ze inzicht in de narratieve structuur, de spanningsboog, de fictieve status en andere literaire. Daarnaast draagt voorlezen bij aan hun emotionele competentie: het stelt hen in staat om adequater te reageren op gevoelens van andere mensen

Vrij lezen

Kinderen die mogen lezen uit een boek naar keuze en daar geen opdrachten en boekverslagen over hoeven te maken, scoren op tekstbegrip even goed als of zelfs beter dan kinderen die dit op school niet doen. Het gunstige effect van vrij lezen wordt sterker naarmate het gedurende een langere periode gebeurt: vrijlezenprogramma’s die meer dan een jaar lopen, zorgen vrijwel zonder uitzondering voor hogere scores bij tekstbegrip. Vrij lezen is ook effectief voor andere onderdelen van de leesvaardigheid, zoals de ontwikkeling van de woordenschat, grammatica en schrijven

Naast leerlinggericht literatuuronderwijs, helpt ook het lezen van boeken naar keuze tijdens schooltijd om positievere leeservaringen op te doen, en zo de leesvaardigheid verder uit te breiden.

Praten over boeken

Boeken laten hun sporen achter in het geheugen. Ze dienen door het lezende brein ‘verwerkt’ te worden. Gesprekken over het boek, of dat nu gebeurt met ouders, vrienden en vriendinnen of docenten, helpen daarbij. Zo stimuleren ouders die discussiëren over boeken blijvend de leeservaringen en het leesplezier van hun kinderen. Voorlezen heeft op zichzelf een positieve invloed op de leesvaardigheid, maar interactief voorlezen pakt nog gunstiger uit. Kleuters aan wie tijdens de sessie vragen worden gesteld over afbeeldingen, karakters en gebeurtenissen in het verhaal, boeken meer vooruitgang op hun woordenschat dan kleuters die ‘normaal’ worden voorgelezen. Juist voor de complexere onderdelen van de leesvaardigheid, waarop Nederlandse leerlingen relatief slecht scoren volgens Pisa en Pirls, kunnen boek gesprekken helpen. Praten en discussiëren over het boek vergemakkelijkt het leggen van verbanden tussen de tekst en eigen kennis en ervaringen.